180.000 mensen in woonnood

Verdienen meer aandacht dan 135 fraudeurs!

De Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen en HUURpunt klagen in een persmededeling de dubbelzinnige moraal aan van Vlaams minister voor woonbeleid Matthias Diependaele (N-VA), wiens beleid zich beperkt tot het vervolgen van 135 fraudeurs, of 0,075 procent van alle sociale woningen, maar niets doet voor de 180.000 anderen in acute woningnood.

Uit het jaarlijks rapport over de evolutie van het Bindend Sociaal Objectief (BSO) blijkt dat in heel wat gemeenten de aangroei van sociale huurwoningen veel te laag is om het oplegde beleidsobjectief van de Vlaamse regering te bereiken. Dringende actie om sneller meer sociale huurwoningen te realiseren is meer dan ooit nodig, volgens de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) en HUURpunt vzw, de Vlaamse federatie van sociale verhuurkantoren.

Met een strategisch afleidingsmanoeuvre poogde Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) de aandacht van de media te verleggen naar 135 sociale huurders die uit hun sociale woning werden gezet omdat ze een eigendom bezitten in het buitenland.

Alle ‘aandacht’ voor 0,075 procent fraude, niets voor 99,925 procent woonnood

Zo kwamen er inderdaad 135 sociale huurwoningen bij voor de gezinnen op een wachtlijst van 180.000 gezinnen, een aantal dat groter is dan het aanbod van sociale huurwoningen. Alle beetjes helpen, maar 0,075% van de 180.000 wachtenden, is toch wel een heel erg klein beetje.

Om 180.000 gezinnen te helpen is er volgens beide organisaties maar één oplossing: sneller meer sociale huurwoningen realiseren. Een jaar geleden hebben de VVH en HUURpunt 11 concrete oplossingen voorgesteld om sneller meer sociale huurwoningen te realiseren.

Veel van deze voorstellen werden opgenomen in een recente studie van het Steunpunt Wonen over de snellere realisatie van sociale huurwoningen.

Minister Diependaele heeft geen enkele actie ondernomen om deze 11 concrete oplossingen mogelijk te maken. De 180.000 gezinnen wachten nog steeds op een oplossing voor hun woonprobleem.

11 oplossingen

  1. Erken de urgentie van het probleem. Er is nood aan een coherent langetermijnplan waarover politieke consensus is en dat gedragen is op alle beleidsniveaus. Dit geeft stabiliteit en zorgt ervoor dat sociaal wonen niet onderhevig is aan het wisselende politieke klimaat.
  2. Geef gemeenten de mogelijkheid om meer te doen dan wat ze minimaal moeten doen. Het Bindend Sociaal Objectief is een minimum, geen maximum. Wie meer wil doen, moet dat ook kunnen en er financiering voor kunnen krijgen zonder omslachtige administratieve procedures. En zit achter de veren van de gemeenten die veel te weinig doen. Zorg voor een stevige stok achter de deur voor de gemeenten die hun verplichtingen niet nakomen.
  3. Zet publieke gronden maximaal in voor sociaal wonen.
  4. Zorg voor de verplichting om elk privaat bouwproject voor een deel sociaal in te vullen. a) Zorg ervoor dat het financieringssysteem niet langer remmend werkt; b) Zorg voor meer financieringsmogelijkheden om bestaande woningen aan te kopen; c) Zorg voor meer financieringsmogelijkheden om te renoveren woningen aan te kopen; d) Zorg ervoor dat de financiering beter inspeelt op kleinere projecten en de reconversie van bestaand patrimonium; e) Zorg ervoor dat terugkoop van woningen haalbaar wordt en dat de onderhandelingsmarge met private eigenaars ruimer wordt, zodat wijkrenovatie- en reconversie haalbaar wordt.
  5. Gebruik de sociale huisvestingssector, als grootste woningbeheerder en projectontwikkelaar in Vlaanderen, als motor voor de bouwshift en de klimaatuitdagingen. Maak het mogelijk dat onze pilootprojecten massaal uitgerold kunnen worden.
  6. Ga voor innovatie. Niet alleen voor bouw- en renovatiemethoden, maar ook voor beheer en financiering.
  7. Stem het Vlaams beleid inzake wonen, welzijn, ruimtelijke ordening, klimaat en energie op elkaar af zodat een sociaal woonproject niet langs oneindig veel loketten moet passeren.
  8. Optimaliseer de administratieve procedures voor de realisatie van sociale woonprojecten.
  9. Stem het Vlaamse en lokale woonbeleid en stedenbouwkundig beleid op elkaar af zodat de Vlaamse bouwnormen voor sociale huisvesting en de lokale bouwcodes niet met elkaar botsen en sociale woonprojecten stilleggen.
  10. Zorg ervoor dat de woonmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om flexibel beroep te doen op expertise om meer projecten te realiseren en meer woningen te kunnen inhuren. Zorg dat woonmaatschappijen samen personeel kunnen inzetten om tijdelijk de capaciteit te verhogen.

Oproep

“We moeten nu een Vlaams Actieplan opmaken om sneller meer sociale huurwoningen te realiseren. Dit Actieplan legt doelstellingen vast voor alle betrokken beleidsdomeinen en beleidsniveaus en bevat concrete maatregelen en oplossingen.”

“Het is tijd om voor de coördinatie en de opvolging van dit plan een Taskforce Sociaal Wonen op te richten, samengesteld uit de betrokken overheden, middenveld, beroeps- en belangenverenigingen en woon- en welzijnsactoren.”

—————————————————————————————————————–

Recente studie van het steunpunt Wonen:

Investeren in sociaal wonen: hoe het investeringsritme versnellen of verhogen

Dit onderzoek vindt een aanleiding in de onderbenutting van investeringsbudgetten voor sociale huisvesting. De problematiek is langer bekend en kwam het voorbije jaar herhaaldelijk aan bod in zowel de pers als in de debatten in het Vlaams Parlement.

De onderzoeksvragen waren de volgende:

  • Wat zijn de voornaamste oorzaken van de onderbenutting van de investeringsbudgetten voor nieuwbouw en renovatie van sociale woningen?
  • Welke maatregelen kunnen bijdragen tot versnelde en verhoogde investeringen in nieuwbouw en renovatie van sociale woningen (binnen de beschikbare investeringsenveloppes)?

Het onderzoek is uitgevoerd in vier fasen die op elkaar voortbouwen. Gestart werd met een verkenning en beschrijving van het institutioneel kader (hoofdstuk 1). Daarna volgde een uitvoerige analyse van de data afkomstig uit het Projectportaal, dit is een online tool die werd uitgewerkt voor de administratieve opvolging van projecten (hoofdstuk 2). De bevindingen uit deze analyses kregen mee een vertaling in de vragenlijst die werd bezorgd aan SHM’s en gemeentebesturen. De resultaten daarvan (hoofdstuk 3) boden de basis voor een lijst van maatregelen die zouden kunnen bijdragen tot versnelde en verhoogde investeringen. Tijdens focusgesprekken met SHM’s en gemeenten werden deze maatregelen beoordeeld op de mate waarin er een impact van kan worden verwacht op de doorlooptijd, maar ook op hun wenselijkheid. Na feedback van de begeleidingsgroep kwamen we zo uiteindelijk tot een lijst van 24 aanbevelingen.

Een globale conclusie is dat er niet één hoofdreden is waarom het investeringsritme vertraagt. De verklaring ligt in een breed scala van redenen, die niet alleen verband houden met het institutionele kader van de sociale huisvesting. Vertragende factoren zijn te vinden zowel op Vlaams als op lokaal niveau en bij verschillende actoren. Het kan gaan over specifieke regelgeving (bv. erfgoed), wijzigende visies op ruimtegebruik, strengere energetische ambities of beperkte personeelscapaciteit. De redenen waarom projecten een lange doorlooptijd kennen, zijn ook vaak specifiek voor het project waar het over gaat. Voor het ene project is het een erfgoedkwestie, voor het andere een langlopende discussie over grondaankoop, of tegenstand van omwonenden, moeilijkheden bij de aanleg van infrastructuur, het opmaken van een RUP, enzovoort. Dit maakt meteen duidelijk dat geen enkele oplossing zaligmakend is. Er zal op meerdere fronten tegelijk gewerkt moeten worden. Vaak gaat het om tamelijk structurele factoren die niet van de ene op de andere dag kunnen worden veranderd, en waarvoor het ook niet wenselijk is om ze te veranderen.

De administratieve afhandeling van een project kent meerdere stappen, waarbij in het verleden op verschillende momenten een advies of akkoord van het Vlaamse niveau vereist was. De laatste jaren is dit proces al vereenvoudigd en zijn procedures aangepast zodat projecten deze procedure sneller kunnen doorlopen. De aanbevelingen in dit rapport bevatten nog enkele suggesties op dit vlak. Maar hiervan wordt geen grote impact op het investeringsritme verwacht.

Als het ergens in de pijplijn hapert, is dat heel vaak al vroeg in dit proces, wanneer er een akkoord over het concept moet komen tussen de betrokken partijen. Meerdere van de aanbevelingen houden daar verband mee. Het zijn vooral aanbevelingen voor een betere coördinatie, tussen beleidsdomeinen, tussen het Vlaamse en lokale niveau, en op lokaal niveau tussen woonmaatschappij en gemeente. Maar ook hiervan wordt geen groot effect op het investeringsritme verwacht. Complexe projecten vragen nu eenmaal tijd om tot consensus te komen.

Tot slot valt op dat de meeste mogelijkheden om het investeringsritme op te voeren, wellicht te vinden zijn in de aanloopfase, wanneer op zoek wordt gegaan naar mogelijkheden voor nieuwe projecten. Verschillende knelpunten bevinden zich daar: bij de politieke prioriteiten van het lokale bestuur, in de zoektocht naar grond en vastgoed en alles wat komt kijken bij de voorbereiding en financiering van projecten. De meeste van de aanbevelingen die naar verwachting effect zullen hebben, bevinden zich in dat stadium. Ze betreffen o.a. de financiering van sociale woonprojecten, de herinvoering van de sociale last, het werken aan een betere beeldvorming van de sociale huisvesting, het verder zoeken naar goede formules van samenwerking met de private sector.

2023, Emmanuel Dockx, Katleen Van den Broeck & Sien Winters
Leuven: Steunpunt Wonen
124 p. – ISBN 978-90-5550-758-0

download rapport