Vrijdagavond gingen wij met velen kamperen in eigen stad.
Wij wonen allemaal in Gent.
Sommigen in gehuurde studentenkoten,
sommigen in sociaal gehuurde appartementen,
sommigen in gekochte woningen.
Sommigen hebben een tuin,
anderen hebben een vergezicht.
We zijn moeders, vaders, dochters, zoons, grootvaders, grootmoeders, partners, singles.
We werken allemaal op verschillende plekken,
als sociaal werker, kunstenaar, architect, cultuurwerker, mantelzorger, historicus, stedenbouwkundige, jeugdwerker, onderzoeker, vrijwilliger, leerkracht,…
Vrijdagavond sliepen we allemaal in tenten.
Sommigen hadden die zelf, anderen kregen die van iemand anders.
Sommigen brachten eten mee, anderen petanqueballen.
Er was ook 1 agent in burger, die liet zijn kaartje achter en is terug naar huis gegaan.
We sliepen op een grasveld dat eigendom is van onze stad.
We sliepen daar omdat we het fijn is om in je thuisstad het gevoel te kunnen hebben op reis te zijn.
We sliepen daar omdat we de waarde van dat vakantiegevoel wilden vieren.
We sliepen daar omdat we ongerust zijn dat die waarde vermarkt wordt,
betaalbaar voor de ene, onbetaalbaar voor de andere.
We sliepen daar omdat we geloven dat het mogelijk moet zijn
om zonder specifieke tarieven, zonder specifieke doelgroepen,
onspecifieke publieke grond te laten zijn.
In al zijn geldloze waarde.
We sliepen daar niet omdat we tegen prijzige bivaktenten of luxueuze lodges zijn,
die het nieuwe kamperen zouden bepalen.
Het staat iedereen vrij om geld te betalen voor een overnachting in een luxueuze tent met extra’s. Het is eerder de vraag of onze lokale overheid daar ruimte voor moet vrijmaken op haar publieke gronden?
We sliepen daar niet uit protest tegen, maar uit liefde voor.
Liefde voor al die -heden die soms makkelijker te verkondigen dan te beoefenen zijn:
toegankelijkheid, duurzaamheid, budgetvriendelijkheid, jongerengerichtheid, gezinsvriendelijkheid,…
We sliepen daar met meer vraagtekens dan uitroeptekens.
Op zoek naar gedeelde antwoorden en andere mogelijkheden.
Wij hebben geen zin in een opwaardering. We vrezen verlies van een toegankelijke, betaalbare vakantieplek. Niet alle verbeteringen zijn een verbetering.
Hoe jongerengericht is een stadscamping die in zijn algemene voorwaarden stelt dat
“indien uw gezelschap uitsluitend uit jongeren onder de 23 jaar bestaat, behouden wij ons het recht om uw reservatie te weigeren.” ?
(Lezen beleidsmakers ook de kleine letters van de uitbaters waaraan ze publieke grond uit handen geven?)
Hoe gezinsvriendelijk is een stadscamping waar “het maximumaantal toegestane personen voor overnachting op de tentenweide 2 personen is”?
Hoe gezinsvriendelijk is een stadscamping die een “toeslag voor kinderen” aanrekent?
Is 33 € betalen om als gezin met twee kinderen voor een nacht je eigen tentje op te zetten op een stuk publieke grond budgetvriendelijk, “voor de brede lagen van de bevolking”?
Hoe zinvol zijn “speciale tarieven voor mensen met een beperkt budget” als die nergens gecommuniceerd worden, en nergens verschijnen in het aanbod van platforms als Iedereen Verdient Vakantie?
Hoe toegankelijk zijn de (alsmaar slinkende) publieke gronden in onze stad?
Hoe transparant is het beleid dat dit beslist, en op basis van welke criteria vond men dit een goed idee?
We sliepen daar omdat we geloven dat er wellicht andere mogelijkheden zijn.
We sliepen daar omdat er nog publieke gronden zijn in Gent.
Gronden die niet zo maar te koop zijn.
Gronden waarop gewoond, geteeld, gezorgd, gespeeld of gezwommen kan worden.
Door en voor één doelpubliek: álle bewoners en gebruikers van deze stad.
Hoe gaan we dat doen?
Niet door grond uit handen te geven, maar net door ze stevig vast te pakken.
Simon