Eindejaarswensen

Hoe sociaal en rechtvaardig omgaan met onze ‘sociale woningen’ nu en in de toekomst.

De nood aan een sociaal wonen is gigantisch!

Sociaal wonen gaf onze kinderen zekerheid en stabiliteit

In 2022 werden breed uit politieke ballonnetjes opgelaten die me/ons heel erg tegen de borst gestoten hebben. Het kwetst wanneer er met zoveel dedain gesproken wordt over de bewoners in onze wijk.

Wonen is een grondrecht en in ons land ook een heel kostbaar goed geworden. Veel mensen slagen er niet in om een betaalbare nette woning te vinden. De afgelopen jaren stegen de huurprijzen aan een recordtempo. Omdat we huizen zien als investering, en ‘eigenaar worden’ steeds fiscaal is aangemoedigd door onze beleidsmensen. Deze cocktail is bijzonder toxisch voor de woonmarkt. Steeds meer gezinnen trekken het niet meer, aankoop lukt niet (meer), betaalbaar huren is quasi onmogelijk. De wachtlijst voor een sociale woning was nog nooit zo lang. En afgelopen jaar hadden enkele Vlaamse politici hier ‘oplossingen’ voor!

Viceminister-president Bart Somers (open VLD) stelde voor om de sociale huur van al wie kan werken sowieso stop te zetten na 9 jaar. Hij stelde: wie dan nog steeds onvoldoende inkomen heeft weten op te bouwen om te huren op de private markt, die heeft het aan zichzelf te danken en ‘verdient’ dus niet langer een sociale woning.

Zijn voorzitter, Egbert Lachaert, feliciteerde zijn partijgenoot met het voorstel en voegde er op Twitter nog aan toe dat sociaal wonen geen “Win for Life” mag zijn. Het is voor de kinderen belangrijk om uit deze confituurwijk te ‘klimmen’ naar een meer dynamische en hoopvolle context (De Morgen).

Als kers op de taart, komt de minister van wonen, Diepdal (nva), spreken van een ‘hangmat’ en zet hij door in zijn zelfverklaarde gerechtvaardigde strijd tegen sociale huurfraude. Na de aankondiging dat er ‘extra’ sancties komen voor huurders die te ‘groot’ wonen, pakt hij uit met de uitspraak dat één op de twee sociale huurders een eigendom in het buitenland bezitten. En dus: zij moeten plaats ruimen voor mensen die wél recht hebben op een sociale woning.

Heel veel reacties op sociale media, geplaatst door de klavierhelden, hebben het over profitariaat. Het kwetst terdege als er met zoveel dedain over je gesproken wordt, het schoffeert nog meer als er zo naar je gezin gekeken wordt dat opgroeide in een sociale wijk.

Onze sociale woning gaf ons gezin een dak boven het hoofd, maar vooral woonzekerheid en stabiliteit, na een vrij lange periode van financiële onzekerheid met mentale en sociale gevolgen, waarvan de impact veel groter is dan louter het materiële. We zijn er als gezin dan ook van overtuigd, dat het een ramp was geweest, indien wij na negen jaar niet meer konden blijven wonen in ons – inmiddels zelf opgeknapte – sociale woning.

Toen onze kinderen opgroeiden is het een permanente evenwichtsoefening geweest, zeker voor ons, als werkende ouders, vaak 7:7, om ons te moeten verantwoorden om enig begrip te krijgen. We moesten puzzelen om rond te komen, doordat tegenslagen uit het verleden onoverwinbaar bleken of door bijkomende zorgnoden in het gezin. We hebben ons veel moeten ontzeggen, maar daardoor konden we de kinderen toch alle kansen geven.

Opgroeien in een sociale woonwijk betekent ook de confrontatie met de stigmatisering.

Vriendjes van buiten de wijk mochten niet komen spelen, verjaadagfuifjes bijna onbestaand en wanneer er toch en poging werd ondernomen kon je de verontwaardigde blikken letterlijk aflezen van de ouders die hun kinderen kwamen ophalen, tot in onze keuken toe, zonder aanbellen.

Onze kinderen leerden omgaan met de vooroordelen, met de leerkrachten in de lagere dorpschool die de slaagkans van onze kinderen laag inschatten, want hoger onderwijs was zeker geen optie, het nieuw lief horen vertellen dat de ouders op hun hoede zijn, want dat is zo ene van de wijk…

Vandaag einde 2022, wordt het stigma waarmee we vroeger zijn geconfronteerd nog maar eens bevestigd en zelfs versterkt, mede in de sociale media, waar mensen naar staren als zombies en alles slikken zonder maar enig besef te hebben waarover het gaat.

Sociaal wonen wordt opnieuw voorgesteld als een cadeau waarvoor we dankbaar moeten zijn! Een gunst, waarvan we als gezin nu blijkbaar te lang ‘oneigenlijk’ gebruiken, nu we als ouders nog alleen de woning betrekken. Het niet positief erkend worden door onze politici en de samenleving geeft alweer die mentale knauw.

Sociaal wonen gaat in de eerste plaats om het garanderen van ‘grondrechten’. Een ‘recht’ veronderstelt geen ‘dank u’ van wie het recht krijgt, wel een plicht van de overheid.

Iedereen is tenslotte deel van de maatschappij en draagt ook zijn deel bij aan diezelfde maatschappij. Is het nu niet, dan toch voor de nabije toekomst, als bijvoorbeeld uw tijd gekomen is om uw dagen te slijten in een serviceflat, en uw billen moeten geveegd worden. Of als u opgenomen wordt om verpleegd te worden, uw huis gepoetst wordt of uw kind in de opvang zit tijdens de werkuren. Of als er een nieuw dak nodig is omdat het binnen regent, …

Voor veel gezinnen schiet die solidariteit trouwens nog te kort. We begrijpen maar al te goed dat het voor veel gezinnen niet lukt om de inspanning te leveren, zonder dat dit onwil of profitariaat moet betekenen. Soms is de uitdaging gewoon te zwaar, het dal te diep of wordt er meer draagkracht gevraagd dan mogelijk is, zeker nu in huidige energiecrisis.

Vanuit onze eigen ervaring vinden we dat het politieke woondebat moet stoppen met sociale huurders te wantrouwen. Vertrek vanuit de hoge nood aan betaalbaar wonen, werk goede woonoplossingen uit en besef dat meer en meer mensen langdurig ondersteuning zullen nodig hebben. Armoede gaat meer dan over een tekort aan middelen.

Armoede gaat over uitsluiting op verschillende levensdomeinen.

Zorg ervoor dat mensen de kans krijgen ook aan die andere levensdomeinen te werken. Zo niet, dan kiezen we voor armoede‘management’ en dwingen we mensen tot ‘overleven’. Besef dat het discours over ‘kansen grijpen’ en ‘opklimmen’ de manier is om de verantwoordelijkheid van je af te schuiven.

Waarom ook die communicatie die mensen tegen elkaar opzet, mijnheer de minister? Eigenaars tegen (sociale) huurders, sociale huurders tegen elkaar.

Eenzelfde ongelukkige framing zie je bij sociale huurders die ‘te groot’ wonen. Vanaf oktober 2023 zullen huurders 52 euro betalen per ‘overtollige kamer’. Vandaag is dat al 32 euro. Huurders met een contract van bepaalde duur moeten verplicht uitwijken naar een kleinere woning. Ook daar weer het beeld dat veel sociale huurders als Koningen in kastelen wonen. En dat het probleem dáár ligt, bij de overconsumptie van ruimte. En wie bepaalt hier eigenlijk wat ‘overtollig’ is?

Weet dat de Belg aan de top staat in Europa van onderbezet wonen!

Maar de sociale huurders, die moeten boeten! Misschien moeten we die overtolligheidslogica maar even doortrekken naar de zwaar gesubsidieerde bedrijfswagens. Te grote auto? Sorry, wisselen voor iets kleiner. Trappen naar onder vergt geen moed.

Net zoals de focus op fraude, op eigendom in het buitenland, op kortlopende contracten, op leren van de taal, enz zijn nu die boetes op overtollig ruimtegebruik het gevolg van falend beleid. Een beleid dat er niet in slaagt om voldoende sociale woningen te bouwen voor iedereen die daar recht op heeft. Een beleid dat focust op de (her)verdeling van schaarste. En daarbij in één beweging veel sociale huurders als fraudeurs of profiteurs wegzet.

Ter herinnering, de andere cijfers: Vlaanderen telt 175.000 sociale woningen.

Eind 2021 stonden 182.000 mensen op een wachtlijst. Uit die enorme groep spoorde minister Diependal sinds het begin van zijn strengere controles 309 fraudeurs op.

Proficiat. Wie onderaan de wachtlijst stond, schuift nu op naar plaats 181.691!