De Standaard 4 nov 2023
Cody Hochstenbach over de woonmarkt:
‘Schaamte houdt arme mensen stil. Dat vinden veel rijke mensen uitstekend’
Cody Hochstenbach schreef twee striemende boeken over de Nederlandse woonmarkt. Ook Vlaanderen kan er zijn voordeel mee doen. Hochstenbachs vader was zelf ooit dakloos. ‘Jarenlang durfde ik dat verhaal niet te vertellen. Nu hoop ik dat mensen er heel erg boos van worden.’
Toen Cody Hochstenbach dertien jaar oud was, werd zijn vader dakloos. Dat was een ingrijpende ervaring. Hochstenbach woonde toen bij zijn moeder, in een sociale woonwijk in Maastricht. Zijn vader bracht de meeste nachten door in een ‘vreugdeloze slaapzaal’ van het Leger des Heils. Overdag hing hij vaak rond op Plein 92, in het centrum van de stad. Als Hochstenbach met zijn vrienden op zwier was, meed hij die plek angstvallig. Hij wilde, zegt hij nu zelf, ‘de kans op een ongewenst contact en de bijbehorende schaamte verlagen’.
Als zijn vader in die jaren een zeldzame keer geld had voor een gezamenlijk horecabezoek, meende Hochstenbach de ‘priemende, afkeurende blikken’ van andere gasten te voelen. En toen zijn vader na twee jaar dolen eindelijk weer een bescheiden onderkomen had gevonden, durfde Hochstenbach daar nooit iemand mee naartoe te nemen.
Die ‘klassenschaamte’ is twintig jaar later nog niet verdwenen. Hochstenbach (34) is ondertussen geograaf aan de Universiteit van Amsterdam. Hij verdiept zich al tien jaar lang in de Nederlandse woonmarkt. In twee uitstekende, aan de ribben klevende boeken – Uitgewoond en In schaamte kun je niet wonen – rekent hij af met het beleid van de laatste decennia. Hij besloot er uiteindelijk ook het lot van zijn ouders in te verwerken. Na hun echtscheiding belandden zij aan de onderkant van de woonmarkt. Hochstenbachs moeder kwam terecht in een sociale huurwoning die op een bepaald moment werd overgenomen door een Duitse beleggingsfirma. Die schroefde, op zoek naar snel rendement, het onderhoudsbudget drastisch terug.
Het kostte Hochstenbach nogal wat moeite om dat persoonlijke verhaal te delen met onbekenden, vertelt hij in zijn werkkamer aan de UvA. ‘Jarenlang heb ik uit schaamte niets gezegd over mijn achtergrond. Niet tegen mijn collega’s, maar ook niet tegen mijn naasten. Ik duwde mijn verleden weg in een hoekje. Natuurlijk kon ik er zelf niets aan doen, dat weet ik wel. En ook mijn ouders troffen geen schuld. Maar zo rationeel werkt armoede niet. Onze samenleving is doordesemd van het geloof dat je zélf je succes kan afdwingen. Wie hard genoeg werkt, eindigt finaal in zijn droomhuis. Wie daar niet in slaagt, moet dus wel iets verkeerds hebben gedaan. Dat leidt tot diepe schaamte. Arme mensen vrezen het negatieve oordeel van anderen. Daarom zwijgen ze.’
Tussen wal en schip
Daardoor blijven problemen aan de onderkant lange tijd onzichtbaar. Zo kon Nederland tot voor enkele jaren in de illusie leven dat er weinig aan de hand was. In 2017 werd zelfs beslist om de post van minister voor Wonen te schrappen. De markt werkte uitstekend en had geen regie meer nodig, dát was de gedachte. Vier jaar later moest die beslissing, na grootschalig straatprotest in tal van steden, teruggedraaid worden. Steeds meer Nederlanders raken niet meer aan een betaalbare huur- of koopwoning. Hochstenbach schat dat er in zijn land ongeveer 100.000 mensen geen dak meer boven het hoofd hebben.
‘Nederland is er lang in geslaagd om de problemen onder de mat te vegen’, vertelt hij. ‘Een stad als Amsterdam was altijd aangeharkter dan Brussel, met al zijn rafelranden. Hier werden dakloze mensen weggeveegd uit het centrum, naar plekken waar geen toeristen komen, zoals de Bijlmer. Dat lukt niet langer. Je ziet steeds meer mensen onder een brug of in een portiekje liggen. Op straat word ik veel vaker om wat kleingeld gevraagd. Als je naar het havengebied fietst, in het noordwesten van de stad, zie je tentjes in de berm staan. En dat is dan alleen nog maar wat ik de zichtbare, stereotiepe vorm van dakloosheid zou noemen.’
Wie blijft er onzichtbaar?
‘De mensen die er alles aan doen om te blijven meedraaien in onze samenleving. Als je hen op straat tegenkomt, zien ze er doodnormaal uit. Ze hebben een baan. Ze verzorgen zichzelf. Alleen is er ’s avonds geen huis om naar terug te keren. Ze leven in een camper, een tuinhuisje of een gammel bootje. Of ze hoppen van de ene naar de andere bank om op te slapen. Ze vinden nergens rust en stabiliteit. Of ze keren, als boemerangkinderen, terug naar het ouderlijke huis.’
Hoe zijn zij in de problemen geraakt?
‘De politiek heeft de socialehuursector in dit land gemarginaliseerd, terwijl de koopmarkt werd opgepompt. Daardoor is een groeiende groep mensen tussen wal en schip beland. De afgelopen jaren zijn er netto 150.000 sociale huurwoningen verdwenen in Nederland. Ze werden verkocht, gesloopt of overgeheveld naar het vrije segment. Tegelijk liet de overheid toe dat er massaal geld geleend werd om een woning te kopen. Wij zijn een van de hypotheekkampioenen van de wereld, met een collectieve schuld van 741 miljard euro. Dat heeft de prijzen enorm opgedreven. Als mensen meer geld kunnen lenen, gaan ze ook steeds meer tegen elkaar opbieden.’
Waardoor woningen onbetaalbaar worden?
‘Ik betaal in Amsterdam iets meer dan 1.000 euro voor een appartement van 65 vierkante meter. Daarmee mag ik van geluk spreken. Ik huur van een woningcoöperatie. De marktprijs ligt 600 tot 700 euro hoger. Maar als ik zo’n appartement zou willen kopen, moet ik 600.000 euro op tafel leggen. Dat is, als je niet kunt rekenen op kapitaal van je ouders, onhaalbaar.’
Is de wooncrisis ook daarom een politiek thema geworden? Omdat ze nu ook middenklassers treft?
‘Absoluut. De middenklassers profiteerden lang van het systeem. Ze konden een woning kopen en die steeg vervolgens in waarde. Zo verdienden ze flink geld. Maar nu beginnen die mensen steeds vaker slachtoffer te worden. Ze kunnen geen betaalbare woning meer vinden. Of ze stellen vast dat hun kinderen daar niet meer in slagen. En die middenklassers, dat zijn ook lokale politici en journalisten. Ze beschikken over wat Tim S’Jongers (van de aan de PvdA gelinkte Wiardi Beckman Stichting, red.) ‘articulatiemacht’ noemt. Ze weten hun problemen te formuleren. Ze hebben korte lijntjes naar de politieke, economische en culturele macht. Daardoor is de wooncrisis, die voor mensen aan de onderkant al lang een permanente realiteit is, nu ook een urgent maatschappelijk thema geworden.’
In Vlaanderen was Nederland voor veel woonexperts lange tijd een lichtend voorbeeld. Terwijl bij ons slechts 6 procent van de markt uit sociale huurwoningen bestaat, bedroeg dat percentage over de grens op een bepaald moment (eind jaren 70, begin jaren 80) meer dan 40 procent. Hochstenbach noemt het de ‘hoogtijdagen van de volkshuisvesting’. ‘Daar mogen we heel trots op zijn’, zegt hij. ‘Er werden toen woningen neergezet van erg hoge kwaliteit, ook voor mensen met een middeninkomen. Daardoor konden heel wat Nederlanders een sprong in comfort maken. Ze beschikten voor het eerst over een badkamer of over een gasaansluiting. Maar die tijd is voorbij. Tegenwoordig is het aandeel van sociale huurwoningen onder de 30 procent gezakt.’
Wie is daar verantwoordelijk voor?
‘Helaas kun je niet naar één politicus of één partij wijzen. Het was een sluipend proces. En het is begonnen in de jaren 80. Neoliberale politici als Ronald Reagan, Margaret Thatcher en Ruud Lubbers grepen de macht. Steeds meer mensen vonden dat de overheid als een bedrijf moest functioneren. Men raakte ervan overtuigd dat de socialehuursector te groot was geworden. Die moest, al bestond dat woord nog niet, lean and mean worden. (lacht) Je zag dat de “truien” bij de woningcoöperaties vervangen werden door de “pakken”.’
Dat moet u even uitleggen.
‘De traditionele volkshuisvesters wilden iets goeds doen voor de samenleving. Het waren van die figuren met een wollen trui, een dikke snor en een pakje tabak in de borstzak. Ze vroegen zich af hoe woningbouw kon aansluiten op de wensen van bewoners. Langzamerhand moesten zij het veld ruimen voor snelle jongens in maatpak. Die waren vooral geïnteresseerd in prestigeprojecten, in glimmende torens. Ze werden door de overheid aangevuurd om risico’s te nemen. Ze moesten winst maken. En met die winst konden de verliezen van de socialewoningbouw dan gecompenseerd worden. Tenzij zo’n project natuurlijk helemaal misliep, wat óók gebeurde. Het was een heel andere benadering.’
U verwees net naar Thatcher. Zij gaf mensen het recht om hun sociale huurwoning te kopen. Dat werd een doorslaand succes. Wat was daar mis mee?
‘Je zag dat de mooiste sociale woningen in het Verenigd Koninkrijk werden opgekocht door mensen die zich dat nog nét konden veroorloven. Voor hen heeft die operatie gewerkt. Maar de armste mensen bleven achter in de slechtste woningen. Daardoor raakte de socialehuursector steeds meer gestigmatiseerd. Hij werd steeds verder uitgekleed. Bovendien zie je dat heel wat van de woningen die toen werden verkocht – 40 procent om precies te zijn – ondertussen weer zijn opgekocht door beleggers. Dat right to buy was, met andere woorden, een van de grootste privatiseringsoperaties uit de geschiedenis.’
Maar dat plan kreeg ook in Nederland navolging, met steun van de linkerzijde. Waarom gingen de sociaaldemocraten niet dwarsliggen?
‘De PvdA geloofde echt dat het een manier was om de arbeidersklasse te verheffen. De partij zag een eigen woning als een ticket naar de middenklasse. Wat ook meespeelt, is dat de sociaaldemocraten op een bepaald moment voor de Derde Weg kozen. Ze wilden alleen nog de scherpe kanten van het liberalisme afvijlen. Toen de PvdA tussen 2012 en 2017 met de VVD van Mark Rutte bestuurde, maakte de partij enkele desastreuze keuzes. Ze heeft de hele volkshuisvesting toen in de uitverkoop gezet. Daar zou ze het boetekleed net iets overtuigender voor mogen aantrekken. Het heeft de dakloosheid de hoogte ingejaagd. Dat zie je trouwens ook in tal van andere landen. Steeds meer mensen krijgen het moeilijk om hun huur te betalen. In heel Europa leven naar schatting 700.000 mensen op straat of in de opvang.’
In Uitgewoond haalt u heel wat mythes over de woonmarkt onderuit. Zo zijn het niet de sociale huurders die door de overheid in de watten worden gelegd. Het zijn net de villabewoners die in een gesubsidieerde hangmat vertoeven.
‘Ze mogen hun hypotheken van de belastingen aftrekken. In totaal vloeit er in Nederland nog altijd ongeveer 11 miljard euro naar de eigenaars. Dat is veel meer dan wat er voor sociale huisvesting wordt uitgetrokken. En wanneer mensen hun woningen met meerwaarde verkopen, worden ze daar nauwelijks op belast. Dat is niet logisch. Het is puur passief inkomen. Je moet er helemaal niets voor doen. Daar waren klassieke liberalen altijd tegen. Als je dus een gedeelte van die meerwaarde afroomt, kun je de belastingen op arbeid verlagen. Dat zou veel zinvoller zijn. Nu staan we toe dat de afstand tussen eigenaars en huurders altijd maar groter wordt.’
Hochstenbach fileert de wooncrisis op haarscherpe wijze in zijn boeken. Hij maakt geen geheim van zijn politieke bedoelingen. Hij schrijft dat de woonmarkt als een ‘ongelijkheidsmachine’ functioneert. In plaats van armoede te verlichten, kozen politici ervoor om rijkdom te subsidiëren. Hij schaarde zich daarom voluit achter het woonprotest van twee jaar geleden. Hij noemt de verheerlijking van het woningbezit, die ook in Vlaanderen alomtegenwoordig is, een ‘ideologie van privilege’. Hij omschrijft de dakloosheid van zijn vader, met de woorden van de Franse schrijver Edouard Louis, als een verhaal van ‘structureel politiek geweld’. Hochstenbach zegt dat hij ‘individuele schaamte wil vervangen door collectieve woede en solidariteit’.
Dat is niet eenvoudig. Toen u in Uitgewoond schreef over de schimmelplekken in de badkamer van uw moeder, was ze daar niet mee opgezet.
‘Ze was heel boos. Ze zei: “Waarom hang je de vuile was buiten?” Ik heb haar ervan kunnen overtuigen dat het mij niet om haar ging, dat ik een breder onrecht wilde aankaarten. Sinds buitenlandse beleggers haar woning kochten, wordt er niet meer in geïnvesteerd. Maar dat blijft voor haar ongemakkelijk. Het laat zien hoe schaamte ertoe leidt dat onrecht niet benoemd wordt. Mijn moeder heeft allerlei afweermechanismen ontwikkeld. Ze zegt: andere mensen hebben het nog veel slechter dan ik, ga maar eens in Afrika kijken. Of ze zegt: jij kunt dit wel allemaal schrijven, maar de politiek is er toch niet in geïnteresseerd.’
Uit berusting?
‘Het is weten dat je stem minder telt dan die van veel anderen. En dat lijkt me een terechte observatie.’
Is dat wat u ‘klassenwalging’ noemt?
‘Ik denk dat het soms een bewuste strategie is van mensen aan de bovenkant, ja. Als we die dakloze mensen buiten beeld kunnen houden, dan is dat uitstekend. Als we hen zo vies en walgelijk mogelijk kunnen voorstellen, dan hoeven we geen sympathie voor hen op te brengen. En dan hoeven we dus ook geen privileges in te leveren. Na mijn vaders dood heb ik notities teruggevonden die hij had neergeschreven over zijn eigen ervaringen. Wel, hij had het vooral over eenzaamheid en afwijzing. Voormalige vrienden en kennissen keken weg als ze hem tegenkwamen. Ook vreemden keken weg. Net zoals de instellingen die iemand op zo’n moment zouden moeten helpen.’
‘Weet u, als je de ongelijkheid ziet in onze maatschappijen, moet je eigenlijk continu je geweten sussen. Daarvoor is dat hele meritocratische denken natuurlijk uiterst geschikt. Het is een uitstekend verdedigingsmechanisme. Als je al die dakloze mensen ziet, denk je: dit valt alleen maar te begrijpen op basis van natuurlijke selectie. Zij zijn dom en ik ben slim. Zij lanterfanten, terwijl ik keihard werk.’
Mensen die zelf uit de armoede konden opklimmen zijn soms erg hard voor wie achterblijft. Ze denken: ik heb het voor mekaar gekregen, wat let anderen?
‘Ahmed Aboutaleb, de PvdA-burgemeester van Rotterdam, zegt zulke dingen. Ik kom uit een bergdorpje in Marokko en nu leid ik een wereldstad. Als je hard genoeg werkt, dan kom je er dus wel. De impliciete boodschap is: we hoeven niet te veel inspanningen te leveren voor al die mensen die daar niet in slagen. Daar ben ik het natuurlijk niet mee eens. Het is niet omdat je zelf, met veel geluk, de barrière over bent geraakt, dat alle mensen die onderweg gestrand zijn niet meer geholpen hoeven te worden.’
‘Ik hoop dus echt dat mensen na het lezen mijn boeken heel erg boos worden. Er is veel te veel onverschilligheid. Het is niet vanzelfsprekend dat zoveel mensen dakloos zijn. Het is niet normaal dat jonge mensen de helft van hun inkomen kwijt zijn aan hun huur. In Nederland houden 400.000 mensen aan het eind van de maand niet voldoende geld over voor een fatsoenlijke maaltijd. We kunnen véél beter.’
Straatmacht
In de aanloop naar de verkiezingen van 22 november blijkt uit peilingen dat de wooncrisis voor veel Nederlanders ondertussen een topprioriteit is. Dat zie je ook aan de partijprogramma’s. Frans Timmermans, de lijsttrekker van GroenLinks/PvdA, wil dat in elk bouwproject minstens 40 procent sociale huurwoningen wordt geïntegreerd. En Nieuw Sociaal Contract, de nieuwe partij van Pieter Omtzigt, legt voorstellen op tafel om grondspeculatie tegen te gaan. ‘Je ziet dat er veel meer bereidheid is om de overheid weer een grotere rol te laten spelen’, zegt Hochstenbach. ‘Alleen wordt er nauwelijks geraakt aan de privileges van de eigenaars. Daar durft men niet aan.’
Omdat dat electorale zelfmoord is?
‘Ondertussen zijn eigenaars in zowat alle landen van Europa in de meerderheid. Dat maakt het een lastig verhaal, ja. Ook al omdat die mensen vaker naar de stembus trekken dan huurders. Bovendien stemmen ze over het algemeen rechtser. Dat is, vanuit individualistisch perspectief, niet zo onlogisch. Ze denken: ik heb een woning, ik kan mijn eigen boontjes doppen, ik heb geen uitkeringen nodig. Ze stemmen dus liever op partijen die voor lagere belastingen zijn. Maar zo komen we er natuurlijk niet. Er moet echt wel drastisch geïnvesteerd worden in volkshuisvesting. Dat zal veel geld kosten.’
Hoe overtuig je die electorale meerderheid van eigenaars daarvan?
‘Ik hoop dat ook woningbezitters uiteindelijk zullen inzien dat het huidige systeem niet werkt. Ze zien dat hun kinderen getroffen worden. En ook zij willen toch in een stad leven waar verplegers, leraars of kunstenaars nog aan een woning raken? Als er minder miljarden over het woningbezit worden uitgestrooid, krijgen ze een aantrekkelijker samenleving terug.’
‘Tegelijk moeten mensen blijven protesteren. De demonstraties van twee jaar geleden hebben een grote impact gehad. Ze waren véél belangrijker dan alles wat er de voorbije jaren in de Tweede Kamer is gezegd. Politiek verloopt niet alléén via de stembus. Verandering dwing je ook op straat af.’
Is het daarom dat u de krakersbeweging verdedigt?
‘Inderdaad. Ik snap wel dat mensen niet willen dat hun woning wordt ingepalmd tijdens hun vakantie, hoor. En ik begrijp ook dat een woning niet gekraakt mag worden tussen twee huurders in. Maar vaak is dát niet het verhaal. In Amsterdam, een stad met een gigantisch tekort aan woningen, staan duizenden appartementen leeg. Dat valt op geen enkele manier goed te praten. Als krakers dat onrecht zichtbaar maken, met respect voor de woning die ze innemen, dan vind ik dat heel inspirerend. Als ze op centrale plekken in de stad, met grote spandoeken, tonen dat er iemand via speculatie geld zit te verdienen aan de wooncrisis, lijkt me dat alleen maar toe te juichen. Zo maken ze duidelijk dat de armoede aan de onderkant in verbinding staat met de rijkdom aan de bovenkant.’
Het is een klassenconflict?
‘Absoluut. Het is merkwaardig dat problemen in Nederland niet meer in die termen worden benoemd. Enkele weken geleden zat ik in de zaal toen Bernie Sanders zijn boek voorstelde in Utrecht. Hij durft wél heel duidelijk te zeggen dat de ellende van arme mensen niet zomaar uit de lucht komt vallen. Ze is een gevolg van de hebzucht aan de bovenkant. Aandeelhouders van grote bedrijven hebben er alle baat bij dat de lonen laag worden gehouden. En verhuurders van appartementen profiteren ervan als de huurwetten versoepeld worden, waardoor ze zoveel mogelijk geld aan de onderkant kunnen onttrekken. En daarom moet die lagere klasse dus tot stilzwijgen worden gedwongen.’